Uitgesproken bij de uitreiking van de Erasmusspeld door burgemeester Aboutaleb van Rotterdam op 20 november 2016.
Mijnheer de burgemeester, het is een bijzondere eer om een Erasmusspeld te mogen ontvangen uit handen van de auteur van het essay ‘Tussen droom en daad’, dat u schreef ter gelegenheid van de Maand van de geschiedenis 2015. Het hele essay is zeer behartenswaardig, maar ik denk nu met name aan uw wijze raad om op zoek te gaan naar onze gezamenlijke geschiedenis. Ik citeer: ‘Die kunnen we vinden door elkaars verhalen te delen en te vertrouwen op de kracht van de taal.’
Precies daarom is nu bijna twintig jaar geleden de Noodfaculteit Letteren opgericht, omdat de taal, de talen en de verhalen niet mogen ontbreken aan de Erasmus Universiteit en in onze stad Rotterdam.
U wijst er in uw essay ook op, dat niemand in zijn eentje iets voor elkaar krijgt. Zowel de Noodfaculteit Letteren Rotterdam en de Stichting Letteren en Samenleving Rotterdam als de vereniging Verzamelde Werken zijn opgericht door groepen van mensen die zich bekommeren om de letteren in onze stad. Ze staan hier om ons heen. Een overgrote meerderheid van de aanwezigen hier is actief in de Rotterdamse letteren en heeft bijdragen aan de initiatieven die ik net noemde. Daarom geldt deze onderscheiding net zo goed voor jullie. We hebben alles samen gedaan.
De eerste Noodfaculteit was een initiatief van de onvolprezen Aimé van Santen in 1973 uit verontwaardiging over het feit dat de toen net opgerichte Erasmus Universiteit geen letterenfaculteit kreeg, ofschoon dat wel was beloofd. Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat we eind jaren negentig bijeen kwamen als werkgroep om actie te gaan voeren voor zo’n letterenfaculteit. Toen ik vertelde van Aimé van Santen, was het Lodewijk Ouwens die uitriep: ‘Dat is het! We gaan het gewoon zelf doen!’
Daarmee begon een van de leukste periodes uit de naoorlogse letterengeschiedenis van Rotterdam. Elke maand weer zaten we in de Waalse Kerk aan – jawel – de Pierre Baylestraat te luisteren naar de kopstukken uit de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap. Het idee van een ouderwetse letterenfaculteit hebben we toen al snel losgelaten, maar niet het besef dat juist in een stad als Rotterdam taal en literatuur een centrale plaats innemen. Alle maatschappelijke problemen in onze stad draaien om de taal. Weinig mensen die dat beter beseffen dan professor Frans-Willem Korsten, onze bijzonder hoogleraar Literatuur en Samenleving Rotterdam. Die naam is heel bewust gekozen.
Kort geleden is besloten de bijzondere leerstoel te verlengen met een derde periode van vier jaar. Dit besluit is verwelkomd door de Erasmus Universiteit, die deze de functie van ‘netwerkleerstoel’ geeft. Ik hoop ook dat een verdere uitbouw van deze leerstoel mogelijk zal zijn, liefst met enkele onderzoeksplaatsen. Maar ik bedel hier niet om geld. Ik hoop wel dat de gemeente zal willen helpen om de leerstoel te faciliteren door deze nog sterker te betrekken in het maatschappelijk proces.
Typisch Rotterdams is het vermogen om samen belangrijke zaken tot stand te brengen en daarbij elkaar niet de tent uit te vechten, maar elkaar juist te respecteren en te versterken. Lieve letterenmensen van Rotterdam en wijde omtrek, want al die steden rondom doen natuurlijk ook mee, ik roep jullie op om die eendracht te bewaren en vooral dat gemeenschappelijke belang op het netvlies te houden. Komende generaties in deze stad zullen jullie er dankbaar voor zijn.
Persbericht gemeente Rotterdam volg deze link.