Het vermaledijde Westen en de islam

Klik hier voor een ingekorte versie van dit artikel.

Dit is de volledige versie van het artikel dat onder de kop ‘Strijd tegen ’t islamisme moet worden voortgezet‘ op 26 februari 2016 is gepubliceerd door Rotterdam Vandaag & Morgen. Zie aldaar ook voor reacties. Bij nader inzien, omdat de kop ten onrechte de indruk wekte dat ik wilde oproepen tot gewapende strijd, heb ik deze op de eigen site veranderd in: ‘Niet bang zijn voor de radicale islam’

Voor de tweede maal in een paar jaar is een familielid van me door toedoen van islamisten om het leven gekomen. Ik heb nagedacht over de betekenis van deze twee doden, maar de nabijheid van de gebeurtenissen bemoeilijkt het denken. In het aanschijn van de dood lossen hersenspinsels op als sneeuw voor de zon. Maar toen in januari mijn tweede famillielid omkwam in Burkina Fasso was ik al begonnen aan dit essay, dat een poging is om te begrijpen wat de westelijke waarden zijn waarvoor zo velen met hun leven moeten betalen.

De titel van dit essay had eigenlijk omgekeerd moeten zijn: de islam heeft het moeilijk met het Westen. Maar dat is geen nieuws. Iedereen heeft moeite met het Westen en waarom ook niet? Waarom laat het Westen de rest van de wereld niet gewoon met rust?
Ik had eens een heel aangename avond met een Russisch-orthodoxe geestelijke. We praatten urenlang over van alles en nog wat en omdat we in Duitsland waren, vloeide het bier rijkelijk. Dikke vrienden waren we, tot op het moment dat de religie ter sprake kwam en het verschil tussen Oost en West. De vriendelijke geestelijke voor wie ik inmiddels een warme sympathie had opgevat, sloeg op slag om. Schuimbekkend, bliksemend uit zijn ogen veroordeelde hij het Westen met alle woorden die hij maar kon vinden.
Het Westen was imperialistisch. Het Westen had de Oosterse kerk opzijgezet. Het Westen ging zijn eigen weg en was alleen uit op macht. Het Westen leefde ten koste van anderen. Het Westen was de duivel zelf, vervloekt en tot de ondergang gedoemd. Mijn lieve vriend zag eruit alsof hij maar wat graag zelf voor die ondergang zou zorgen.
Het kan ook subtieler. Een Russische vrouw, van wie ik wist dat ze actief was in de Russisch-Orthodoxe kerk in Rotterdam, was een keer aanwezig bij een historische lezing die ik gaf over haar vaderland. Toen ik kwam op het jaar 1054 en het schisma tussen Oost en West dat zich toen voordeed, schoot ze op en zei dat ze precies wist waarover het ging. ‘1054, dat is het jaar waarin de rooms-katholieke kerk zich heeft afgescheiden van de orthodoxe kerk!’
Als ik nu nog eens vertel over het Grote Schisma, dan mag ik het verhaal van deze vrouw graag aanhalen want het levert me altijd een lachende zaal op. Het wordt grappig gevonden, de manier waarop de werkelijkheid op zijn kop wordt gezet. Maar eigenlijk is het niet grappig, want die vrouw was oprecht, evengoed als de geestelijke, ondanks zijn woede. Als we niet leren begrijpen hoe het voor de Russen kan zijn om in aanraking te komen met het Westen, als we ons niet leren verplaatsen in de Russen en niet snappen waar het hen om gaat, dan komt het niet meer goed tussen Oost en West. Dan komen we niet meer voorbij aan het jaar 1054, hoe je de gebeurtenissen van dat jaar ook bekijkt.
Zo heeft iedereen moeite met het Westen. De indianen van Amerika, de zwarten van Afrika, of ze nu nog daar wonen of nazaten zijn van de ongelukkigen die eeuwen geleden om geldelijk gewin naar Amerika zijn versleept. De Eskimo’s, de volkeren van Azië met hun koloniale verleden, ach wie haat het Westen niet?
Het merkwaardige is dat het Westen zich in geselecteerde gevallen graag uitput in excuses, zonder dat het iets helpt. Het Westen excuseert zich voor de slavernij en westerlingen plengen een traan bij de monumenten voor de slachtoffers van die slavernij. Met het kolonialisme idem dito. Ook al is de uitbuiting, het onrecht, iets van eeuwen geleden, van andere generaties, toch probeert het huidige Westen daarmee in het reine te komen, soms halfhartig, soms opportunistisch wanneer het nodig is omdat er lucratieve handel ligt te wachten, maar altijd vernederend. Westerlingen raken eraan gewend de knieën te buigen en de ogen neer te slaan.
Het is goed om schuld te bekennen, laten we dat vooropstellen. Zelfs al maken veel van dit soort bekentenissen deel uit van procedures met als doel een financiële schadeloosstelling, wat het doen van een bekentenis dan weer bemoeilijkt. Toch blijft het een goede zaak om in te zien dat er iets niet goed is gegaan, al was het alleen om de kans op herhaling te verkleinen.
Die schuldbewuste houding van het Westen wordt door talrijke niet-westerlingen graag benut, maar zelden begrepen en veel vaker gezien als zwakte. Terwijl in het westen monumenten worden opgericht, wordt de slavernij in extreem-islamitische gebieden nieuw leven ingeblazen. Ik kan me niet herinneren dat er vanuit de islamitische wereld ooit een excuus is gekomen voor de immense slavenhandel die daar eeuwen lang is bedreven en in feite dus nog bestaat. Wat staat voorop? Het feit dat de slavernij niet door iedereen principieel wordt verworpen ofwel dat men de vernedering van het aanbieden van excuses niet wenst te aanvaarden? Of allebei?
Dit vraagstuk is geen onderwerp van gesprek. Westerlingen lijken in de ogen van niet-westerlingen hun gezond verstand kwijt. Ze volgen een man die tweeduizend jaar geleden volstrekt onpraktische en onhaalbare idealen nastreefde en van wie het de vraag is of hij ooit echt heeft geleefd, maar die desondanks tot voorbeeld van de samenleving is geworden. Een van zijn uitgangspunten was, dat wie geslagen werd op zijn linkerwang, zijn rechterwang moest aanbieden. Iedere rechtgeaarde man weet dat je dan ook een zo hard mogelijk tik op die rechterwang moet geven, zeker als de eigenaar van die wang er zo nadrukkelijk om vraagt.
Is het Westen de Gekke Henkie van de wereld? Misschien. Wie zal zich daar druk om maken zolang het Westen geld oplevert? Jarenlang hebben ontvangers van ontwikkelingshulp braaf het handje opgehouden, terwijl ze zich collectief afvroegen wat de westerse wereld toch bezielde om alsmaar te geven en goed te willen doen.
Maar er is een andere kant aan de zaak, want het Westen vernedert zich niet consequent. Het gooit ook bommen op onschuldige burgers, stuurt de drones af op mensen van wie soms alleen maar wordt aangenomen dat ze wel eens gevaarlijk zouden kunnen zijn, steunt dictators, bestrijdt democratische regimes, pleegt chantage en vervuilt intussen de wereld op ongekende schaal. Het Westen is onberekenbaar, het heeft een januskop, aan de ene kant een halfzachte dominee en aan de andere kant een volstrekt egocentrische barbaar. Zo kan het belijden van eigen zonden door anderen moeilijk serieus worden genomen.
De gematigde islam maakt het vrij gemakkelijk om met de eigen zondigheid om te gaan. Allah is barmhartig voor hem die tot inkeer komt. En als je na die inkeer nog een keer de fout ingaat, de kom je opnieuw tot inkeer. Blijf je best doen. Zolang je de dagelijkse religieuze plichten vervult, kun je met een gerust hart verder leven. Toegegeven, bij de radicale islam ligt dat anders. Daar straffen Allah’s volgelingen in zijn naam omdat ze denken dat hij dat wenst ofwel omdat ze wensen dat hij dat zo denkt. Handen afhakken, zweepslagen, stokslagen, de keel afsnijden, opblazen of doodschieten. Volgens sommigen is dat juist weer een reactie op het verdorven Westen. Of in het geval van jonge allochtonen in het Westen op sociale achterstelling. In ieder geval ligt de schuld bij het Westen, hoe je het ook wendt of keert.

Hier komen we bij de hamvraag: in hoeverre is de ontstane situatie werkelijk de schuld van het Westen? Wordt het niet eens tijd voor een iets kritischer vorm van zelfonderzoek? Tot nu toe wekt het Westen namelijk de indruk het in grote lijnen eens te zijn met de beschuldigingen. Het Westen biedt steeds weer nieuwe excuses aan en pleegt openlijk zelfonderzoek, terwijl het tegelijkertijd gedoemd lijkt te zijn om steeds weer nieuwe wandaden te begaan. Zo blijven we bezig. In deze tijd weer de behandeling van de honderdduizenden vluchtelingen die jaarlijks op Europa afstormen. Er wordt nauwelijks gekeken naar de oorzaken en vrijwel niet naar degenen die deze stroom uit winstbejag op gang brengen en houden. De vermeende nalatigheid van het Westen bij de opvang van deze mensen komt daarentegen in het volle licht.
Waar is het Westen werkelijk mee bezig? Soms lijkt het erop dat we dat echt niet weten. We doen maar wat, in de hoop dat het niet al te slecht uitpakt. Tegelijkertijd creëren we nu weer door omstandigheden waarvoor we morgen excuses kunnen gaan aanbieden, die door de rest van de wereld eerst op zeer verontwaardigde toon zullen worden geëist en daarna worden afgedwongen. Wie schiet er iets mee op?
Even terug naar mijn Russische vrienden. Als een gebeurtenis in het jaar 1054 nu nog zo veel emoties kan oproepen, heeft het klaarblijkelijk zin om te kijken naar de geschiedenis op langere termijn. Het is niet voor niets dat in de Arabische wereld om de haverklap wordt gerefereerd aan de kruistochten, die intussen toch ook goed achthonderd jaar achter ons liggen. De indruk wordt gewekt dat ze het zich herinneren als de dag van gisteren! Iedere actie van het Westen in de richting van de Arabische wereld wordt nog altijd geïnterpreteerd als een nieuwe kruistocht, een nieuwe uiting van cultuurimperialisme en poging tot onderwerping van zwakkeren.
Misschien is het tijd voor een herwaardering van onze geschiedenis en kunnen we in dat licht iets meer begrijpen van het heden en vooral van dat merkwaardige fenomeen dat het Westen heet.

Kritiek

Wat is specifiek aan het Westen? Menigeen is trots op wat wel de joods-christelijke traditie wordt genoemd; joods hier met een kleine letter omdat we het over de religie hebben. Van die traditie wordt aangenomen dat deze is uitgemond in de hedendaagse principes als menselijkheid en rechtvaardigheid. Daarnaast is er natuurlijk ook nog de Helleens-Latijnse traditie, Athene en Rome, die ons onder meer de vrije gedachte en het recht hebben opgeleverd. Het is een mooie combinatie, maar een beetje abstract en eigenlijk te licht om als onderbouwing te kunnen dienen voor de claim dat het Westen een beschaving met toekomst zou zijn.
We zullen er dieper over moeten nadenken. Neem die joodse traditie, die vinden we terug in het Oude Testament. Wat is er karakteristiek aan het boek? Onder meer de rol van de profeten. Elke leider van Israël, de eeuwen door, heeft steeds een of meer van die lastposten tegenover zich die hem vertellen wat hij fout doet en wat hij beter zou moeten doen. Het is de voortdurende kritiek van de profeten en de zelfkritiek die de Joodse geschiedenis karakteriseren.

Het vermogen tot zelfkritiek heeft het Westen overgenomen van de joodse traditie. Of het allemaal geslaagd is, of het oprecht is, dat zijn andere vragen. In tal van andere beschavingen bestaat dit vermogen tot zelfkritiek ten enenmale niet. Dat is het verschil. We zullen het er in het Westen over eens moeten worden, of we dat vermogen tot zelfkritiek willen behouden of niet. Is interne kritiek ergens goed voor? Ja, want zonder kritiek en oprechte zelfkritiek –niet de opgelegde zelfkritiek uit het communistische verleden – kan er geen democratie bestaan.
Kritiek is het benoemen van het tekort dat zichtbaar wordt wanneer een ideaalbeeld wordt afgezet tegen de werkelijkheid. Kritiek is noodzakelijk als we willen weten hoeveel beter we zouden kunnen en zouden moeten handelen. We hebben onze eigen profeten in de media. Niet-westerlingen zullen zulke kritiek maar al te graag onderstrepen en tegen het Westen gebruiken. Dat is geen zwakheid, dat is kracht. Je moet sterk in je schoenen staan om kritiek te kunnen verdragen. Het Westen kan dit blijkbaar. Zwakke culturen kunnen het zich niet permitteren om kritiek toe te staan. Ze ontberen daardoor het zelfcorrigerend vermogen en hebben zolang ze de kritiek niet toestaan, geen toekomst.
Want dat was de basis onder de kritiek van de profeten van Israël: het geloof in de toekomst. De samenleving, de wereld, was de weg naar die toekomst, de profeten de wegwijzers, de koningen degenen die het volk moesten leiden. De veertig jaren die het volk onder leiding van Mozes doorbracht in de woestijn was het model voor het totale bestaan van Israël. Aan het eind van de weg door de woestijn van de eeuwen ligt het Beloofde Land. Leven in de verwachting van een betere toekomst, actief naar die betere toekomst toeleven, dat is wat het Westen van Israël heeft geleerd.

Inleving

De filosofen van het oude Athene hebben ons de instrumenten aangereikt om over alle zaken in het leven gestructureerd en vooral volledig na te denken, zonder belangrijke elementen weg te laten. De mantel der liefde waarmee de waarheid wordt toegedekt, al dan niet religieus van aard, wordt weggetrokken. Ook dat kunnen zwakkere culturen zich niet permitteren.
Nu is het echte denken altijd onderdeel van het echte leven. De werkelijkheid van alledag fietst steeds weer door onze schone gedachten hem en ontneemt eraan de schijn van zuiverheid. Het Schone, het Ware en het Goede gaan steeds weer ten onder in de grimmige werkelijkheid van de oorlog, de leugen en de misdaad. Daardoor zijn het niet de mooie en ordelijke gedachten van de filosofie, maar de verwarrende en vaak radeloze vragen van degenen die in de verdrukking zit, die ons door de dag en uiteindelijk door ons leven heen begeleiden. Maar de durf om onafhankelijk te denken helpt om onze levenservaringen op een rijtje te zetten, onder woorden te brengen en om bijvoorbeeld af en toe in een gesprek samen met anderen wat dichter bij de eigen waarheid te komen.
De Grieken hebben daarbij een extra kwaliteit ontwikkeld, die in de oudheid een even unieke ontdekking geweest moet zijn als de mogelijkheid van het denken en filosoferen, namelijk het inlevingsvermogen. Al observerend en reflecterend kan een mens ertoe komen zich af te vragen wat een ander innerlijk beweegt. Niet het belang van waaruit een ander handelt, maar de innerlijke drijfveer. Het Oude Testament bevat weinig van dat soort inzichten, maar al in de Ilias van Homeros komen we een mooi en trouwens heel bekend voorbeeld tegen.
Het bedoelde verhaal is te vinden in het hoofdstuk over het vrijgeven van Hector’s lijk. Achilles heeft bij de gevechten om Troje zijn tegenstander Hector gedood en nu komt zijn vader, Priamus, smeken om het stoffelijk overschot. Eerst heeft Achilles geen zin om het lijk over te dragen, maar dan doet Priamus een dringend beroep op hem, door hem aan zijn eigen vader te herinneren. Prompt zijn beide heren in tranen en geeft Achilles ruimhartig toe, omdat hij nu de vaderliefde van Priamus meevoelt. Een lyrisch voorbeeld van een duidelijk diep gevoelde empathie. Het is een kwaliteit die de oorlog helpt overwinnen.

Macht

Wat hebben de Romeinen ons eigenlijk overgeleverd? Ik sprak van een Latijnse erfenis om wat dichter bij de kern van het Romeinse Rijk te komen, namelijk de periode van de Pax Romana vanaf Augustus en Tiberius rond het begin van de jaartelling tot de filosoof-keizer Marcus Aurelius in de tweede eeuw. Wat was het principe van de Pax Romana?
Dat lijkt me een relevante vraag, mede omdat we weten dat de rooms-katholieke kerk is gebouwd op de tradities van het Romeinse Rijk. Niet alleen is Rome het centrum van de rooms-katholieke wereld, maar er zetelt in die stad een soort kerkelijke keizer die zich naar de gewoonte van de oude priesters en keizers de Pontifex noemt. De hiërarchie van de kerk is gestructureerd naar het model van het oude keizerrijk. Dat heeft z’n weerslag in de christelijke wereld, protestants en katholiek. In Washington staat het Capitool, een symbool voor de op het christendom stoelende rijksopvattingen die leven bij de bevolking van de Verenigde Staten, die klaarblijkelijk denkt in termen van het Romeinse Rijk.
Anderen hebben de overeenkomst tussen de VS en het Romeinse rijk al meer dan voldoende uitgediept. Er is een principiële overeenkomst, die in het geval van de Amerikanen wel erg zichtbaar is geworden, maar die zeker ook voor de Europeanen geldt. De hele westerse wereld gedraagt zich volgens maatstaven die we terug kunnen vinden bij de oude Romeinen. Het is niet zo moeilijk om de belangrijkste van die maatstaven bloot te leggen. Het gaat om het principe van de macht, de centrale macht die absoluut is, ook al wordt er nog zoveel en zo democratisch gekozen en zijn de gedachten nog zo vrij.
Macht is macht. In het oude Rome draaide alles om de macht. De aanvankelijke zin ervan was dat het enorme territorium van het Romeinse rijk alleen effectief bijeen kon worden gehouden door een krachtig centrum met een effectief netwerk dat reikte tot aan de randen van het gebied. Op het moment dat de centrum niet meer krachtig was en het netwerk niet meer functioneerde, begon de ineenstorting van Rome. Wat van dat alles de oorzaken waren, is weer een andere vraag.
Daarbij ging het niet alleen om een keizer met absolute bevoegdheden en om een uitgebreid bestuursapparaat dat gesteund werd door een effectief en zonodig meedogenloos leger. Het ging ook om simpele en alledaagse zaken, zoals het uniforme muntstelsel dat in alle delen van het rijk een effectieve handel mogelijk maakte. Het ging om het Romeinse recht, dat consequent werd opgebouwd zodat het uiteindelijk door keizer Justinianus in de zesde eeuw kon worden geïnventariseerd en overgeleverd aan latere eeuwen.
Maar het ging ook om bijvoorbeeld de manier van bouwen. Van de Etrusken hadden de Romeinen geleerd hoe je een stad moet opzetten, met een pretorium in het midden en een kwadratische structuur. Zelfs de kleinste legerkampen werden op die wijze opgezet, maar ook nieuwe steden kregen die vorm. Alles volgens dezelfde principes, zodat iedereen wist waar hij of zij aan toe was. Tot en met de vorm en het formaat van de dakpannen en de rioleringsbuizen, alles was gestandaardiseerd. Zolang dat werkte, bleef het Romeinse rijk bijeen.
Het aardige van het Romeinse rijk was dat elk volk dat de ambitie had om erbij te horen, welkom was. Geen etnische selectie aan de poort. De enige voorwaarde was dat zo’n volk zich zou neerleggen bij de zeden en gewoonten van de Romeinen. Dat komt in allerlei gradaties, van de status van foederati tot aan volledige opname binnen de Romeinse samenleving. Voor dat laatste, het Romeins burgerschap voor mensen die niet in Rome woonden, werd een eeuw voor het begin van onze jaartelling in Italië nog een burgeroorlog uitgevochten, maar het is gerealiseerd. Toen eind vierde eeuw de Goten langskwamen, werkte het niet meer, maar toen was het Rijk al bijna verdwenen.

Hier mogen we de lijn doortrekken naar het Westen en dat kunnen we doen via de kerk die zo veel heeft betekend voor de vorming van de westerse beschaving. Een mens hoeft niet religieus te zijn om de belangrijke rol van de religie in onze geschiedenis in te zien.
Ook de Rooms-katholieke Kerk streeft naar standaardisatie. Pluriformiteit binnen de kerk van Rome is uit den boze. Wonderlijk genoeg laat ook de ontwikkelingsgeschiedenis van de kerk zich vergelijken met het Romeinse rijk. In navolging van de splitsing die keizer Constantijn in de vierde eeuw veroorzaakte door de verhuizing van de hoofdstad naar Byzantium is ook de kerk zeven eeuwen later gesplitst in een oostelijk en een westelijk deel. Dat is het schisma van 1054. Net als Rome had ook de rooms-katholieke kerk te maken met barbaren in het noorden. Ze zijn Rome dan wel niet binnengevallen, zoals de Goten en de Vandalen, maar ze zijn wel een eigen weg gegaan door het stichten van een eigen kerkrichting. De protestanten horen nadrukkelijk niet bij Rome en ze willen dat ook niet.
Is de rooms-katholieke kerk ook verslaafd aan de macht? Ja, Rome heeft er altijd naar gestreefd de wereld te beheersen en doet dat in zekere zin nog steeds. Dat is de Rooms-katholieke kerk zeer kwalijk genomen. Hoezeer valt te lezen in het verhaal over de grootinquisiteur van Sevilla van Dostojewski. Daarin wordt de terugkeerde Jezus achter slot en grendel gezet, omdat Hij zich met de wereld komt bemoeien. Dat kan in de ogen van de geestelijkheid niet, want de kerk van Rome meent dat ze eindelijk orde op zaken heeft gesteld in de wereld. Dus wordt Jezus bewust onschadelijk gemaakt. Aldus Dostojewski in zijn kijk op de kerk van het Westen.
Het is de visie van de Russisch-orthodoxe kerk die zich verre houdt van de beslommeringen in het ondermaanse en zich volledig richt op het hiernamaals. De Kerk van Rome daarentegen heeft geprobeerd de samenleving te verbeteren en doet dat nog. Dat pogen om de wereld beter te maken is begonnen in de middeleeuwen. Er was in het westen een moment waarop men begreep dat de wereld niet verdoemd hoefde te zijn, dat de mens niet alleen maar de opdracht had om zich af te keren van het aardse bestaan om zich te richten op het Koninkrijk der Hemelen, maar een plek kon worden waar het heil dat in de Bijbel werd beloofd, al in de praktijk werd gebracht.
Dit is wat Dostojewski niet begreep, dat de Kerk van Rome op een bepaald ogenblik in de geschiedenis heeft besloten om te proberen het heil niet in de hemel te laten maar op aarde te brengen. Die acceptatie van de wereld en het voornemen om haar te verbeteren was een fundamenteel keerpunt in de geschiedenis. In veel religies is de aarde een verdorven plek en het aardse bestaan een beproeving die moet worden uitgehouden tot het ogenblik komt waarop het menselijk lichaam kan worden losgelaten en er zoiets als het hiernamaals wordt bereikt. Zo niet bij de westerse kerk. In West-Europa leerde men de wereld te zien als een aardse echo van het hemelse koninkrijk. Alles wat in de hemel kon, moest ook op aarde mogelijk zijn, inclusief naastenliefde, rechtvaardigheid en alles wat Jezus al bevolen had.
Die omkeer zich voor het eerst voor aan het einde van de negende eeuw. Zelf zie ik een vroeg voorbeeld in het leven van graaf Geraldus van Aurillac (855-909), die geestelijke wilde worden. Een bisschop wees hem erop dat hij met zijn maatschappelijke positie wellicht veel meer goede dingen kon verrichten dan als monnik in een klooster. Het resultaat was dat Geraldus een goed en vroom leven ging leiden. Hij werd heilig verklaard, wat bijzonder was omdat hij geen gewijd geestelijke was maar een gewone burgerman.
Zijn biografie is opgeschreven door een abt in het Bourgondische Cluny. Juist vanuit dat Cluny is de beweging om in de wereld zelf te werken in de tiende eeuw tot bloei gekomen, eerst in de vorm van een vredesbeweging en daarna in een poging om de kerk los te weken van de macht van de keizers, bekend geworden als de Investituurstrijd van de elfde eeuw. Deze strijd wordt daarom ook wel de Pausrevolutie genoemd, de eerste grote revolutie in Europa.
Op het moment aan het einde van de elfde eeuw, dat die Investituurstrijd op zijn hevigst was diepten de rechtsgeleerden het oude Romeins recht op en begonnen aan het definiëren van de Kerk van Rome als een corporatie. Toen het lukte om de kerk op die manier een juridische status te geven, kon ze de wereldlijke vorsten uitdagen om orde op zaken te stellen in hun eigen machtsgebied. Wie kijkt naar de ontwikkeling van het recht tussen pakweg 1050 en 1350 ziet dat de volgorde en de samenhang precies kloppen.
Dankzij de herwaardering van de middeleeuwen die de laatste jaren in de geschiedkunde doorbreekt, is het niet langer een wetenschappelijk taboe om de rol van de kerk in de middeleeuwen positief te beoordelen. Sterker nog, steeds meer wordt ingezien dat juist de kerk de aanjager was van de wetenschappen aan de vroege universiteiten in West-Europa en zelfs van de moderne wetgeving en de systematische rechtsgeleerdheid. Dat begon aan de universiteit van Bologna, niet toevallig precies tijdens de Investituurstrijd.

Vanuit de kerk is zo de aanzet gegeven voor een rechtvaardige wereldlijke wetgeving. Dat was echter niet het eind van een ontwikkeling, maar het begin van een millennium waarop de westerse samenleving via een reeks van revoluties stap voor stap ‘het heil op aarde’ wilde brengen. Geen hiernamaals maar het hier en nu.
Toen de kerk naar de mening van Maarten Luther te materialistisch en te dominant was geworden, kwam de Duitse Reformatie van 1517. Dat was niet alleen een theologische strijd rondom zaken als de aflaat en de positie van de kerk, maar er waren ook belangrijke maatschappelijke consequenties omdat de macht in de samenleving verschoof van keizer en paus naar de landelijke vorsten. Aan het einde van diezelfde eeuw maakten de Nederlanders aan de koning van Spanje, Filips II, duidelijk dat hij ook maar een gewone stervelling was die van zijn taak kon worden ontheven. De Engelsen voltooiden dat proces een eeuw later door de invoering van de parlementaire monarchie.
Zo daalde de macht stapje voor stapje af van het hoogste niveau, de paus van Rome, via de vorsten naar het gewone volk. Eerst was dat de burgerij van de steden, de citoyens van de Franse Revolutie en vervolgens het proletariaat van de socialistische revoluties van de twintigste eeuw. Iedereen moest deel kunnen hebben aan de geneugten van het aardse bestaan, materieel en geestelijk.
Dat is in een notendop de ontwikkeling van de westerse beschaving, die heeft geleid tot de vele vrijheden die voorheen niet bestonden en waarvan iedere specifieke vrijheid op een bepaald moment in de westerse geschiedenis is bevochten: de vrijheid van slavernij (12e eeuw en 18e eeuw), de vrijheid van beroepskeuze (16e eeuw), de vrijheid om tirannen af te zetten (16e eeuw), de vrijheid om als volk zelf te regeren (17e eeuw), de vrijheid van denken en om die gedachten uit te spreken (17e eeuw), de vrijheid van religie of om juist geen religie aan te hangen (18e eeuw), het recht op een menswaardig bestaan en gelijkberechtiging voor iedereen (20ste eeuw). Het zijn maar enkele voorbeelden.
Deze vrijheden zijn onomkeerbaar. Bovendien kunnen ze alleen als geheel worden overgenomen, niet naar keuze. Het shoppen in de supermarkt van westerse waarden, zoals bijvoorbeeld China en Arabische landen in deze tijd graag doen, leidt tot mislukkingen. Het is een misverstand dat een volk de waarden naar believen van de toonbank kan pakken. Wel economische vrijheid maar geen vrijheid voor het individu. Wel de moderne technologie inclusief internet, maar geen vrijheid van meningsuiting. Wel luxe winkelcentra en mooie auto’s, maar geen gelijkberechtiging voor vrouwen. Zo gaat het niet. Het een volgt met het ander. Take it or leave it.
De enige beperking die er bestaat, is het feit dat het Westen ook nog niet de juiste balans heeft gevonden tussen individuele en collectieve belangen. Het conflict tussen ‘ik’ en de gemeenschap woedt er in alle hevigheid. Hij zal voorlopig wel blijven woeden, want het is geen statische balans die voor eens en voor altijd kan worden vastgesteld. Het is een dynamische balans die elk moment opnieuw moet worden ontdekt, afhankelijk van de omstandigheden. Het Westen is niet volmaakt, maar begint wel een voltooiing te naderen.

Verschillen

Wat is er christelijk aan dit geheel? Het vermogen om verschillende en soms zelfs tegenstrijdige elementen bij elkaar te brengen. Pluriformiteit, diversiteit, het recht om anders te zijn, is de basis van de westerse samenleving. Het recht van de vrije keuze om naar de Russisch-orthodoxe kerk met zijn gouden uien, de moskee met zijn minaretten, de synagoge te gaan. Het zijn niet alleen de islamisten die de mensheid dat recht willen ontzeggen. Alle radicale monoculturen die slechts één wortel kennen, hebben de neiging om hun medemensen het hebben van andere wortels te verbieden en ze desnoods met geweld door te snijden.
Hier komen we bij de kern van de zaak, want hoe kan ik nu vertellen dat de westerse cultuur géén monocultuur is? Alleen wijzen op de verschillende godshuizen in onze steden is niet overtuigend genoeg, want verdraagzaamheid is mooi, maar er bestaat ook nog zoiets als de laissez-faire tolerantie. Dat is een tolerantie die zich in de kern baseert op onverschilligheid. Leven en laten leven zonder belangstelling voor wat een ander beweegt. Onverschilligheid was de basis van de vrijheid in de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden ten tijde van de Gouden Eeuw. Godsdienstige verschillen mochten de handel niet verstoren. Het is een tolerantie zonder empathie, terwijl we hierboven juist hebben betoogd dat we niet zonder dat invoelingsvermogen kunnen. De oud-Nederlandse handelsmentaliteit was in die zin net zo goed een monocultuur.
De toekomstige wereldorde zal het beter moeten doen. Hierboven is een aantal eigenschappen opgesomd waaraan een beschaving voor de mensheid van de toekomst zal moeten voldoen wil ze een gelijkwaardige plek bieden aan iedereen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vormt een poging om die eigenschappen samen te vatten. Misschien verdient ze het om nieuw leven te worden ingeblazen. Deze rechten zijn fundamenteel westers en christelijk, zonder dat ze van iedereen een westerling of christen willen maken. Daar gaat het nu juist om, dat zo’n eenvormigheid niet gewenst is.
Noem me een andere beschaving dan de westerse, die in staat is een toekomst te garanderen waarin rechtvaardigheid heerst op basis van concreet verworven rechten en waar plaats is voor alle mensen ongeacht achtergrond, geslacht, geloof of geaardheid. Ik ken zo’n beschaving niet. Daar hoeven westerlingen zichzelf niet voor op de borst te slaan, integendeel, het dwingt tot bescheidenheid want het is een bijna niet te dragen erfenis.
Het is niet zo dat iedere aardbewoner nu westers moet worden. Of christen. Juist niet! Dat zou heel ongewenst zijn, want eenvormigheid is in termen van de menselijke beschaving de dood in de pot. Mensen zijn divers, daarom is het juist zo waardevol dat het Westen plaats biedt aan diversiteit. Waar mensen eenvormigheid krijgen opgedrongen, houdt de beschaving op. Ook bij eenvormigheid van religie. Dat is jammer voor wie meent de uiteindelijke waarheid omtrent God in pacht te hebben, maar het is de enige manier waarop mensen de gelegenheid kunnen krijgen om verschillend in het leven te staan.
Het westen kan daarom geen eenvormigheid nastreven, al heeft het daar vaak de schijn van. Het gaat erom dat het Westen in de loop van pakweg tien eeuwen een reeks waarheden over het samenleven heeft ontdekt, die onmisbaar blijken te zijn. Die waarheden zijn niet vrijblijvend. Zonder die waarheden geen menselijke beschaving. Wanneer we die waarheden afschaffen krijgen we een verdeling van mensen naar religie, naar ‘ras’, geslacht, nationaliteit en ga zo maar door.
Ten tijde van de Eerste en Tweede Wereldoorlog heeft dat besef van menselijke waarden zich als het ware teruggetrokken in de Verenigde Staten en Canada. Het Europese continent viel ten prooi aan fascisten, nazi’s en communisten die elk op hun manier terug wilden terugkeren naar voor-christelijke tijden. De westerse cultuur wortelde echter te diep en met hulp van de Amerikanen en Canadezen is het gelukt om Europa weer op de been te krijgen. Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 geldt dat ook voor Oost-Europa. Nu moet het continent, soms tegen wil en dank, mee in de noodzakelijke poging om datgene wat in Europa is gelukt, in de hele wereld voor elkaar te krijgen.

Het Westen heeft de ondankbare en zeer gevaarlijke taak om de erfenis van het tweede millennium door te geven aan de rest van de wereld en zo een verenigde mensheid te scheppen op de aardbol. Dat is een historisch proces en het geheim van zulke processen is dat degenen die het doormaken zich er niet of nauwelijks van bewust zijn. De gebeurtenissen op korte termijn geven geen enkele aanwijzing. Ze zijn verontrustend, vol geweld en verwarring. Pas wanneer gekeken wordt naar de gebeurtenissen op lange termijn, wordt er wellicht iets van een lijn zichtbaar.
Bij zo’n bredere kijk kan duidelijk worden dat datgene wat op het eerste gezicht en op korte termijn puur machtsstreven lijkt, op langere termijn een historische noodzaak kan worden genoemd. Ja, het Westen streeft naar macht zoals ook de oude Romeinen deden om de orde en eenheid in hun rijk te bewaren. Maar op die plekken waar het goed gaat, streeft het Westen niet naar macht op de machiavelliaanse wijze, door te verdelen, te misleiden en te heersen. Als de westerse macht wel op zulke negatieve factoren zou zijn gebaseerd, bestonden er geen Verenigde Naties, geen OESO, geen GATT en andere internationale fora waar ook het doen en laten van het Westen kan worden gecontroleerd en in toom kunnen worden gehouden.
Dat er plaatsen zijn waar het niet goed gaat, hoeft geen betoog. Maar het is niet nodig om ons erop blind te staren.

Waar of wanneer is eerder een poging gedaan om een rechtvaardige samenleving te scheppen voor iedereen op deze aardbol, niemand uitgesloten? Het lijkt wel een kerstboodschap en misschien moeten we wel naar dat kerstverhaal terug om een beetje te snappen waarom het werkelijk gaat. Het is een Pax Christiana – ik heb die term niet uitgevonden en ik bedoel dit ook niet christelijk-fundamentalistisch. Integendeel, ik bedoel het juist zakelijk en areligieus, want het gaat er zoals gezegd niet om dat het christendom nu de dominante godsdienst zou moeten worden. Het gaat erom dat datgene wat het christendom voor de mensheid heeft bevochten nu algemeen wordt erkend en geïmplementeerd terwijl iedereen moslim, boeddhist, christen of atheïst kan blijven. Dat de mensheid wordt verenigd binnen één menselijke stam met een zo groot mogelijke diversiteit aan geloven en levensinzichten. Hoe meer hoe beter.
Er zullen niet veel mensen buiten de westelijke wereld zijn die begrijpen waarom Europa nog steeds grote stromen vluchtelingen toelaat, terwijl het zo veel makkelijker en logischer is om de grenzen gewoon dicht te gooien. Waarom verdraagt het Westen de uitdaging van grote groepen totaal onaangepaste jongeren, ook uit ‘eigen kring’ trouwens, provocerend op het randje van de criminaliteit of eroverheen? Waarom stuurt het Westen zijn jongeren naar gebieden waar ze op zich niets te zoeken hebben, alleen omdat daar de vrede wordt verstoord door groepen die anderen het licht in de ogen niet gunnen?
Zulke dingen doe je alleen als de missie groter is dan je zelf bent. Daarom is het zo ongelofelijk belangrijk dat het Westen volhoudt en dat we ons leven op het spel durven zetten. Met inzet van de juiste middelen, want geweld is lang niet altijd het juiste antwoord. Zeker niet op het islamistische fundamentalisme, want de aanhangers daarvan zien het liefste de wereld ten onder gaan in een zee van bloed. Waarom ze zo in het leven staan is een andere vraag, het blijft een feit dat ze streven naar hun eigen dood en daarin liefst zoveel mogelijk anderen willen meetrekken. Misschien is geweld dan niet op ieder moment het juiste antwoord, juist omdat het hun doodsverlangen vervult en ook vele onschuldigen treft.
De wereld heeft een visie nodig op de langere termijn, want we worden overspoeld door het geweld en de terreur van alledag. Voorop staat dat we niet bang hoeven te zijn voor de toekomst. De wereld heeft waarachtig wel ergere terroristen gezien dan het zooitje gewapende vrijbuiters die nu al schreeuwend in het rond schieten. Ze zullen zich voorlopig nog verder organiseren en steeds meer slachtoffers maken, maar uiteindelijk is dit islamisme een ballon die zichzelf opblaast tot hij klapt. Het heeft geen basis, geen visie en geen geloof in de toekomst.
We mogen misschien een vergelijking trekken met het communisme van een halve eeuw geleden, dat er ook zo gevaarlijk uitzag. Van de ene op de andere dag was het verdwenen, zowel de ideologie als het machtsapparaat. Zo durf ik wel te voorspellen – zonder iemand of een enkel geloof te willen beledigen – dat er een dag komt waarop de ballon van de radicale islam uiteenklapt. Als er niet meer de doodstraf staat op het verlaten van deze godsdienst, als het niet meer nodig is om je eigen onderscheidende identiteit te zoeken in de kentekenen van de islam, zullen miljoenen tegelijk de vrijheid nemen om zich te bezinnen op hun religie en hun geloof.
De kracht van de islam zit volgens mij niet in de religie, maar in de aanhangers van deze religie. Van hen kunnen wij in het Westen nog heel wat leren als het gaat om toewijding en volharding. Van ons kunnen zij op hun beurt weer leren dat religie een vrije keuze is en nooit een verplichting mag zijn. Zo’n vrije islam lijkt me een mooie aanvulling op het christendom als religie. Terwijl christenen vaak bezig zijn om alsmaar de wereld te verbeteren, vinden we binnen de islam juist de rust van het verleden. Religies kunnen heel goed samenleven, als ze maar een gemeenschappelijk geloof hebben in de waarde van het mens-zijn en elkaar niet uitsluiten, elkaar niet voor ongelovig uitmaken.

Ter afsluiting het bericht dat me bij het schrijven van dit essay bereikte: Arie Marinus Houweling is op vrijdag 15 januari gedood bij een overval van islamisten op een hotel in Burkina Faso. In dat land werkte hij als vrijwilliger in het Programma Uitzending Managers (PUM) mee aan de opbouw van Afrika. Eerder al, op 17 april 2010, kwam Jeroen Michiel Houweling om het leven tijdens zijn dienst in Afghanistan als gevolg van een aanslag met een bermbom. Jeroen was de zoon van een neef en Arie was de kleinzoon van een broer van mijn grootvader.

De wereld is te klein geworden om nog langs elkaar heen te kunnen leven. Ook als we moeite hebben met elkaar, zullen we elkaar moeten aanvaarden en elkaars waarde leren inzien. Dat geldt niet alleen voor westerlingen.