‘Het is wel prettig om een keer Duitse geschiedenisles te krijgen zonder dat we het hele tijd hebben over de naziperiode en Adolf Hitler.’ Dat is wat ik te horen kreeg toen ik onlangs een cursus gaf over de Duitse geschiedenis in het Rotterdamse Goethe Institut. De opmerking deed me denken aan wat een jonge Duitser me iets langer geleden min of meer terloops toevoegde. Nederland toch lange tijd deel had uitgemaakt van Duitsland, niet waar? Die periode zou dan geduurd hebben tot een roemruchte Tachtigjarige Oorlog, die zoals bekend eindigde met de Vrede van Münster van 1648 en de internationale erkenning van de republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden als soevereine staat.
Het zijn twee opmerkingen die me aan het denken hebben gezet. We kampen blijkbaar met diepgewortelde denkbeelden over de Duitse en de Nederlandse geschiedenis, die niet helemaal stroken met de werkelijkheid. Waar hebben we het eigenlijk over. Wat is Duitsland eigenlijk? Wat is Nederland? Wat hebben die twee met elkaar te maken, meer dan alleen een diep trieste historische episode uit de eerste helft van de afgelopen eeuw?
Wie zich serieuze vragen als deze gaat verdiepen, kan geen nationale geschiedenis meer bedrijven. De grenzen van vandaag hebben vroeger niet bestaan. Overeenkomsten die vandaag moeilijk te vinden zijn, waren in vroegere tijden vanzelfsprekend. Ik ga van allebei een paar voorbeelden noemen. Dan zal blijken dat we onze geschiedenis alleen nog maar kunnen zien door een Europese bril. Dat heeft niets te maken met Europese ideologie, maar alles met het feit dat de ontwikkelingsgang van deze uitloper van het Euraziatisch continent een samenhang vertoont die veel sterker is dan de bekende caleidoscoop van nationale geschiedenissen.
Het doet me altijd plezier om mijn cursisten te kunnen vertellen dat het Nederlands geen Duits dialect is. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het Nederlands veel eerder zijn wortels vindt in het oude West-Frankisch zoals dat in de zevende eeuw nog werd gesproken door de Merovingische koningen die, overgekomen via of zelfs vanuit de Lage Landen, hun zetel hadden in Parijs. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat hun voorvaderen zich eerder ophielden in het Nederlandse rivierengebied. De beroemde Geograaf van Ravenna, die eveneens leefde in de achtste eeuw, wijst er expliciet op dat het woord Merovinger afkomstig is van de Merwede, de rivier die vanaf het midden van het land naar de Maasmonding stroomde. Dit oude West-Frankisch heeft in Frankrijk overigens volledig plaatsgemaakt voor het Gallo-Romaanse Frans.
Een oude vorm van het Duits daarentegen vinden we in het Oost-Frankisch, de taal van Karel de Grote, waarvan fragmenten bewaard zijn gebleven in teksten zoals de beroemde Eed van Straatsburg van 842. Zo blijken het Nederlands en de Duitser taalkundig al minstens anderhalf millennium hun eigen weg te gaan.
Ook het feit dat het gebied dat we nu Nederland noemen ooit deel uitmaakte van het Heilig Roomse Rijk kan in feite worden toegeschreven aan politiek toeval. Bij de rijksdelingen van de negende eeuw, na de dood van Karel de Grote, werd de grenslijn tussen oost en west getrokken langs de Schelde en de Maas. Dat had niets te maken met culturen van bepaalde gebieden, maar alles met het feit dat het rijk nauwkeurig in klimaatzones werd verdeeld.
Zo kwam Vlaanderen bij het West-Frankische Rijk en het huidige Brabant met alles wat daarboven lag bij het Oost-Frankische Rijk. Maar de gevolgen zouden enorm zijn. Ik kan mijn publiek bijvoorbeeld blij maken met de mededeling dat onze regio bijna een Duitse keizer geleverd had. Dat was Willem II, graaf van Holland en sinds 1248 roomskoning, zoals dat toen heette. Ja, natuurlijk was hij een pion in een politiek spel dat hem ver boven het hoofd ging, maar hij was wel koning en stond een 1256 op het punt om naar Rome af te reizen teneinde daar de keizerskroon te ontvangen. Maar eerst wilde hij nog een akkefietje met de opstandige Friezen opknappen en dat kostte hem op de meest letterlijke wijze de kop. In Hoogwoud. Vraagt u het de Friezen, ze zijn er nog trots op.
De Nederlandse geschiedenisboeken zetten maar heel weinig vraagtekens bij het feit dat keizer Karel V residentie hield in Brussel of dat zijn vader Filips de Schone in Brugge geboren was. De oorzaken daarvan zijn kwesties van keuzes en toevalligheden, waaronder de alliantie tussen de Bourgondiërs en de Habsburgse dynastie, maar dat doet niets af aan het feit dat het Heilig Roomse Rijk ten tijde van de Reformatie werd geleid vanuit de Lage Landen. Niets om op welke manier dan ook trots op te zijn, want het is geen verdienste, maar het geeft wel aan dat de Lage Landen en het Duitse Rijk in de geschiedenis heel veel met elkaar te maken hadden.
Wanneer ik dit alles aan mijn cursisten heb uitgelegd, blijft er verhoudingsgewijs niet zo veel tijd over voor de periode in de afgelopen eeuw waarin de ontwikkelingen in Duitsland ook voor Nederland zo verschrikkelijk hebben uitgepakt. Maar die komt natuurlijk wel aan de orde. Voor veel cursisten en mijzelf zitten daar ook persoonlijke kanten aan. Ik ben in 1954 geboren in Rotterdam, de stad waar de wederopbouw van het stadscentrum niet zo heel erg snel ter hand werd genomen, omdat voorrang werd gegeven aan de uitbouw van de haven. Het resultaat was dat ik mij goed kan herinneren hoe ik zo rond 1960 lopend vanuit de straat waar wij woonden, en dan nog een paar zijstraten, aan de rand kwam te staan van een immense zandvlakte. Pas veel later zou ik die terugherkennen, in Berlijn. Het was de vlakte die was achtergebleven na het bombardement van 1940, dat voor mij dan ook een levende realiteit is.
Ik kan met mijn Duitse vrienden makkelijk praten over wat er in de Tweede Wereldoorlog in Nederland is gebeurd, want ze zijn er in het algemeen goed van op de hoogte. Anders ligt dat met mijn landgenoten, die vaak niet meer dan een vaag idee hebben van het recente verleden, dat wordt opgehangen aan een aantal sleutelwoorden zoals bezetting, Jodenvervolging en Hongerwinter. De feiten die ze kennen kloppen over het algemeen wel, maar ook hier vinden we net als bij de oudere geschiedenis tal van vaststaande denkbeelden waarover niet of nauwelijks wordt nagedacht, die niet ter discussie staan en waarvan de ontoereikendheid onvoldoende wordt begrepen. Daardoor staan ze vaak als even zovele grenspalen in tussen Duitsers en Nederlanders.
Verbroedering is een mooi ding, vooral wanneer het gepaard gaat met wederzijds begrip van de onderlinge verschillen. Maar echt begrijpen is alleen mogelijk wanneer we gebeurtenissen in hun context kunnen zien. Zonder breder verband geen dieper begrip. Daarom zet ik het allemaal nog maar eens op een rijtje. Nee, het Nederlands is geen Duits dialect, maar wel verwant daarmee. Nee, Nederland heeft geen natuurlijk onderdeel uitgemaakt van het Duitse Rijk, maar hoorde er inderdaad bij. Maar het Heilig Roomse Rijk was niet het Duitsland van vandaag. En wat er gebeurd is in de eerste helft van de afgelopen eeuw was weliswaar heel verschrikkelijk, maar bij lange na niet het enige wat Nederland en Duitsland in pakweg de laatste twee millennia hebben meegemaakt, soms samen en soms apart.
Zulke vaststellingen openen naar ik hoop een deur naar een nieuw type gesprek, waarin zowel Nederlanders als Duitsers niet meer vanuit hun nationale gevoelens, maar vanuit een breder Europees bewustzijn met elkaar zullen praten. Dat kan nog verrassende resultaten opleveren, want wij Nederlanders kunnen bijvoorbeeld gedwongen worden om toch nog eens diepgaand na te denken over onze relatie met de Belgen. Ik mag mijn cursisten er bijvoorbeeld graag op wijzen dat België toen het in 1815 met dwang onder de Nederlandse kroon werd geschoven, qua bevolkingsaantal groter was dan Nederland en dat driekwart van het Verenigd Koninkrijk van België en Nederland in die tijd de rooms-katholieke godsdienst aanhing. Net zo goed als ik de Belgen graag enigszins onrustig mag maken met de mededeling dat Vlaanderen in de 16e eeuw uiteindelijk de bakermat is geweest van het calvinisme in de Lage Landen. Niet het noorden, want daar overheerste in het algemeen een gematigd religieus klimaat onder invloed van de Moderne Devotie en het daarop aanhakende erasmianisme.
Op dezelfde manier zouden de Duitsers er niet onderuit komen om antwoorden te vinden op de vraag wat ze te maken hebben met de Fransen, in een langer tijdsperspectief dan alleen de periode na Napoleon. Dan is het wel instructief om nog eens te kijken naar de al genoemde Eed van Straatsburg en de geschiedenis van de Oost- en West-Franken. Niet dat de hele nieuwe dingen ontdekt zouden moeten worden. Veel eerder gaat het om het plaatsen van al lang bekende dingen in een wat breder perspectief. Dat zou Nederlanders en Duitsers, maar evengoed Belgen en Fransen, kunnen helpen om samen te leven.
Dan lukt het misschien ook om het uitgangspunt van dit stuk te relativeren. Want de begrippen Nederlanders en Duitsers veronderstellen nationaliteiten. Die zijn er natuurlijk, maar ze hoeven er niet altijd te zijn. Misschien verdwijnt met de grenspaaltjes in Europa ook ons nationaal besef. Terugkijken in de geschiedenis naar de periode waarin die grenzen nog niet bestonden en daar vervolgens samen over praten, kan het makkelijker maken om te zien wat voor consequenties het verwijderen van de grenzen heeft voor de Europese samenleving van morgen.
Dit artikel was een bijdrage aan het project ‘Grenswerte’ van de universiteit in het Duitse Münster in 2011, waarbij Nederlandse en Duitse schrijvers een essay schreven over de verhoudingen tussen beide landen.